Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the wordpress-seo domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /home/p6231/domains/dreessenadvocaten.nl/public_html/wp-includes/functions.php on line 6114
Opgeheven alimentatieverplichting ex partner - Dreessen Advocaten

Opgeheven alimentatieverplichting ex partner

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
17-11-2015
Datum publicatie
29-12-2015
Zaaknummer
C/03/186283 / FA RK 13-2697
Rechtsgebieden
Personen- en familierecht
Bijzondere kenmerken
Bodemzaak
Eerste aanleg – enkelvoudig
Op tegenspraak
Beschikking
Inhoudsindicatie

Samenwonen als ware zij gehuwd: bewijs van samenwoning met name op grond van analyse bankafschriften en lage verbruik energie en water.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Zittingsplaats Maastricht

Familie en jeugd

Zaaknummer : C/03/186283 / FA RK 13-2697

Beschikking van 17 november 2015 betreffende alimentatie

in de zaak van:

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen de man,

advocaat: mr. C.J.M. Dreessen, kantoorhoudende te Sittard-Geleen;

tegen:

[verweerster],

wonende te [woonplaats], [land],

hierna te noemen de vrouw,

advocaat: mr. M.J.J.A. Ooms, kantoorhoudende te Nieuwerkerk a/d IJssel.

Het verdere verloop van de procedure

De man heeft 3 getuigen en de vrouw heeft 1 getuige laten horen.

De man heeft een akte na getuigenverhoren ingediend.

De vrouw heeft een antwoordakte ingediend.

De uitspraak van de beschikking is nader bepaald op heden.

De verdere beoordeling

Aan de orde is de beantwoording van de vraag of de man heeft bewezen dat de vrouw, die een duurzame affectieve relatie met [partner] heeft (die volgens haar eigen verklaring in ieder geval in de loop van 2012 is uitgegroeid tot die duurzame relatie) met die [partner] sedert 1 maart 2012 duurzaam samenwoont en dat zij een gemeenschappelijke huishouding hebben en elkaar wederzijds verzorgen.

[partner] heeft getuigd dat de samenwoning van partijen in 2012 tot 1 of 2 achtereenvolgende overnachtingen per maand beperkt was en dat dit in 2013 is uitgegroeid tot meestal 2 of 3 achtereenvolgende overnachtingen per maand en soms iets langer in verband met bijvoorbeeld het samen bezoeken van de familie van [partner]. Die beperkte tijd van samen zijn viel in de periode van 4 tot 5 dagen verlof die [partner] dan van zijn werk had. Alleen in de periode eind 2013, toen [partner] hartproblemen heeft gekregen, is de vrouw langere periodes bij hem geweest om hem te ondersteunen, ook bij bezoeken aan het ziekenhuis.

Geconfronteerd met de gegevens uit de bankafschriften die de vrouw in deze procedure heeft overgelegd en waaruit (de rechtbank komt daar zo dadelijk uitvoeriger op terug) onder meer blijkt dat de vrouw bijvoorbeeld in januari 2013 op 9 verschillende dagen pintransacties in of in de omgeving van de woonplaats van [partner] ([woonplaats]) heeft gedaan, komt [partner] met een verklaring dat hij ook toen al tobde met zijn gezondheid en dat de vrouw toen om die reden langer bij hem zal zijn geweest.

De rechtbank hecht geen geloof aan het laatste onderdeel van de verklaring van [partner].

Uit het verweerschrift van de vrouw en haar verklaring op de eerste mondelinge behandeling volgt duidelijk dat volgens haar [partner] eerst op 9 oktober 2013 hartproblemen heeft gekregen en ziek thuis is komen te zitten. In verband daarmee stelde de vrouw dat zij slechts tijdelijk in verband met deze bijzondere omstandigheid langer dan normaal bij [partner] was én dat zich dat met name in oktober 2013 heeft geconcentreerd. Daaraan heeft zij toegevoegd dat die periode niet als samenwoning in de zin van artikel 1:160 BW kan worden gezien. Dat er eerder ook een dergelijke periode zou zijn geweest dat de vrouw om gezondheidsredenen vaker bij [partner] zou zijn verbleven, is door de vrouw niet gesteld. Ook in de antwoordakte van de vrouw heeft zij de door [partner] gegeven redengeving geen handen en voeten gegeven.

Ook overigens heeft de vrouw in de akte geen toelichting gegeven op de gegevens die uit haar bankafschriften omtrent haar verblijf in [woonplaats] en omgeving blijken en kunnen worden afgeleid. Dit terwijl de vrouw er naar aanleiding van de getuigenverhoren wel bedacht op heeft moeten zijn dat de rechtbank die in de beoordeling zou kunnen gaan betrekken.

De rechtbank hecht voor het bepalen van de intensiteit van het samenzijn van de vrouw en [partner] daarom ook meer betekenis aan de gegevens die uit de bankafschriften van de vrouw in de periode december 2012 tot en met 1 april 2013 kunnen worden afgeleid.

Wat blijkt uit die bankafschriften:

6 december 2012, pinopname, [woonplaats];

10 december 2012, pinopname, [woonplaats],

13 december 2012, pintransactie, Aldi, [woonplaats];

24 december 2012, pintransactie, Hoogvliet, [woonplaats];

27 december, pinopname, [woonplaats];

27 december, pintransactie, Formuleshop Taba, [woonplaats];

31 december, pinopname, [woonplaats];

2 januari 2013, pintransactie, C1000, [woonplaats];

2 januari, pintransactie, Bristol, [woonplaats];

3 januari, pintransactie, Olympia, [woonplaats];

5 januari, pinopname, [woonplaats];

9 januari, pinopname, [woonplaats];

14 januari, pinopname, [woonplaats];

15 januari, pintransactie, Brainwash, [woonplaats];

18 januari, pintransactie, Blokker, [woonplaats];

22 januari, pintransactie, Bristol, [woonplaats];

27 januari, pintransactie, Grieks restaurant, [woonplaats],

31 januari, pinopname, [woonplaats];

4 februari, pinopname, [woonplaats];

11 februari, pinopname, [woonplaats];

15 februari, pintransactie, Heeren van Alphen, [woonplaats];

19 februari, pinopname, [woonplaats];

26 februari, pintransactie, Action, [woonplaats];

27 februari, pintransactie, Sjaak vd Bergh aut, [woonplaats];

4 maart, pintransactie, Total, [woonplaats];

6 maart, pintransactie, Lidl, Cloppenburg;

6 maart, pintransactie, Landgasthof, Haseluenne;

12 maart, pinopname, [woonplaats];

17 maart, pinopname, [woonplaats];

22 maart, pinopname, [woonplaats];

25 maart, pinopname, [woonplaats];

28 maart, pintransacties, Kruidvat en Hoogvliet, [woonplaats];

29 maart, pintransactie, Albert Heijn, [woonplaats];

30 maart, pinopname, [woonplaats].

Uit deze pinopnamen en transacties volgt dat de vrouw, gezien ook de verklaring van [partner] dat hij niet haar pinpas heeft gehad maar dat zij die zelf had, in een periode van 4 maanden slechts tweemaal circa een week (22/1 – 27/1 en 26/2 – 6/3) elders dan in of in de omgeving van [woonplaats] haar pinpas heeft gebruikt. Gezien de aard van de pintransacties (veelal huishoudelijke aankopen) en de vele pinopnames (normaliter om in de dagelijkse levensbehoeften te kunnen voorzien), alsmede het buiten die genoemde twee weken ontbreken van pintransacties in [woonplaats] (waar zij haar appartement had) of elders dringt zich de conclusie op dat de vrouw buiten de genoemde 2 periodes van circa een week bij [partner] in [woonplaats] heeft verbleven. Gelet op dit verblijf gedurende zo lange aaneengesloten periodes concludeert de rechtbank dat de vrouw in ieder geval op 1 april 2013 duurzaam samenwoont met haar partner [partner].

Die conclusie wordt ook gedragen door het extreem lage energie- en waterverbruik van het appartement in [woonplaats] van de vrouw.

De watermeter stond op 1 maart 2012 op 120 kub en op 31 mei 2013 op 137 kub. Een verbruik van slechts 17 kub in 15 maanden. Dat, zoals de vrouw stelt, bij de eindopname waarschijnlijk een verschrijving zou hebben plaatsgevonden, heeft zij niet met nadere stukken onderbouwd. Gelet op het belang daarvan had de vrouw een eindafrekening van de WML en een verklaring van de verhuurder en betalingen van het waterverbruik kunnen overleggen. Bij gebreke daarvan moet het ervoor worden gehouden dat het waterverbruik voor het appartement met als enige bewoner de vrouw omgerekend neerkomt op net 1 kub per maand.

Het kWh verbruik in de periode 1 oktober 2012 tot en met 31 maart 2013 was 295. Dit verbruik is blijkens de eindafrekening door Essent berekend. Per eind mei 2013 heeft de vrouw de eindstand opgenomen in verband met haar vertrek uit het appartement. Indien met die eindstand rekening wordt gehouden, blijkt het gemiddelde verbruik per maand in de periode tot 1 april 2013 steeds te blijven neerkomen op nog geen 50 kWh per maand. Afgezet tegen een door de vrouw niet bestreden gemiddeld verbruik van circa 2000 kWh per jaar kan het verbruik van 50 kWh als extreem laag (mede gezien de wintertijdperiode) worden gekwalificeerd. Dat het appartement zou worden gekenmerkt door een “altijd laag” verbruik, zoals door de vrouw gesteld maakt niet duidelijk op welk laag getal wordt gedoeld nog daargelaten dat dit niet met gegevens over bepaalde representatieve periodes door de vrouw is onderbouwd. Aan deze stelling wordt geen waarde toegekend.

Beide extreem lage verbruiken maken duidelijk dat de vrouw heel weinig in haar appartement in de bedoelde periode heeft verbleven. Aan de hand van hetgeen is overwogen, kan – bij gebreke van een andere verklaring zijdens de vrouw – niet anders worden geconcludeerd dan dat de vrouw bij haar partner [partner] heeft verbleven in het bedoelde tijdvak.

Het feit dat het gasverbruik in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 31 maart 2013 1557 m3 is geweest, doet geen afbreuk aan hetgeen door de rechtbank is geconcludeerd.

De zoon van de vrouw heeft als getuige verklaard dat zijn moeder hem heeft verteld dat zij ten minste eenmaal in een periode van afwezigheid van 4-6 weken had verzuimd om bij haar vertrek de thermostaat terug te zetten; wellicht heeft, zo verklaart hij, zij dit vaker aan hem verteld. Indien daarvan wordt uitgegaan, kan aan dit verbruik niet de conclusie worden verbonden dat de vrouw langere periodes aaneengesloten thuis in [woonplaats] heeft verbleven.

De verklaring van de vrouw in haar antwoordakte onder verwijzing naar productie 16 kan wellicht het hoge gasverbruik verklaren maar zegt niet of de vrouw nu wel of niet veelvuldig aan- of afwezig is geweest. Aan die verklaring komt dan ook geen betekenis toe.

De verklaring van de zoon van partijen, die als getuige is gehoord, bevestigt hetgeen hierboven is geconcludeerd en is mede dragend voor de beslissing van de rechtbank.

Net na de echtscheiding van zijn ouders (maart 2012) had hij maandelijks een keer contact met zijn moeder. Aan het eind van de periode in [woonplaats] (31 mei 2013 is zijn moeder naar [land] verhuisd) heeft hij intensiever contact met haar gekregen via telefoon of Facebook. Via Facebook kon de getuige zien waar zijn moeder was als ze een berichtje verstuurde en dat was voornamelijk in [woonplaats]. De getuige heeft verklaard dat zijn moeder in hun contacten vaker heeft verteld dat ze met [partner] samenwoonde en dat ze blij en gelukkig met [partner] was.

Uit de verklaring van [partner], de partner van de vrouw, blijkt dat als hij en de vrouw samen waren zij samen de ouders van [partner] en wederzijdse familie bezochten, dat zij samen boodschappen deden en ook samen wel eens gingen uit eten, waarbij de ene keer de een en de ander keer de ander betaalde (zonder dat van enige verrekening is gebleken). Uit de door de vrouw in of de omgeving van [woonplaats] verrichte pintransacties blijkt dat ze regelmatig normale huishoudelijke uitgaven heeft verricht en uit de diverse pinopnames kan, bij gebreke van een andere verklaring, worden afgeleid dat daarmee de kosten van de primaire levensbehoeften van beiden zullen zijn betaald. Kortom [partner] en de vrouw heeft in de bedoelde periode een gemeenschappelijke huishouding gevoerd en zij hebben elkaar wederzijds verzorgd.

De rechtbank oordeelt dat de man het bewijs heeft geleverd in die zin dat op 1 april 2013 kan worden gezegd dat de vrouw met [partner] blijkt samen te wonen als ware zij gehuwd.

De man is vanaf 1 april 2013 niet langer onderhoudsplichtig jegens de vrouw.

Er zijn onvoldoende aanknopingspunten naar voren gekomen om te kunnen concluderen dat de vrouw op een eerdere datum reeds met [partner] samenwoonde als waren zij gehuwd.

De vrouw moet de door de man ten onrechte aan haar betaalde alimentatie terugbetalen. Vanaf die datum heeft de vrouw als geen ander geweten dat zij met [partner] samen heeft gewoond en heeft zij rekening kunnen houden met een te zijner tijd op te leggen terugbetalingsverplichting.

De man heeft verzocht tot terugbetaling van de door hem betaalde alimentatie minus de bijbehorende aan zijn zijde verkregen loonbelastingaftrek. Hij heeft de daarbij behorende maandelijkse bedragen over 2013 becijferd op € 681,29. In de akte na getuigenverhoren heeft de man geen aanvullende berekening overgelegd met betrekking tot de jaren 2014 en 2015. Bovendien heeft de man geen veroordeling tot betaling van concrete bedragen verzocht, zodat hierna zal worden beslist als in het dictum is verwoord.

De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de vrouw met terugbetaling in verzuim is. De vrouw is eerst in verzuim indien zij 14 dagen na deze beschikking met de terugbetaling in gebreke is gebleven.

De man vordert de door hem gemaakte kosten van het door hem ingeschakelde recherchebureau omdat hij tot het maken van die kosten genoopt is geweest nu de vrouw haar samenwoning heeft trachten te maskeren.

De rechtbank heeft het rapport van dit bureau niet nodig gehad om te komen tot de beslissing dat de vrouw met een ander samenleeft als ware zij gehuwd. Om die reden is er geen aanleiding de vrouw tot betaling van die kosten te veroordelen. Datzelfde geldt voor de kosten van het horen van de betreffende detective.

De vrouw dient de werkelijke proceskosten die de man heeft gemaakt, meer in het bijzonder die van zijn advocaat, aan de man te betalen. De man heeft die kosten tot 2 december 2013 begroot op € 3.283,90 onder de toevoeging p.m. overige advocaatkosten en nakosten. De man heeft bij akte na getuigenverhoren die p.m. posten niet geëxpliciteerd. Dit heeft wel op de weg van de man gelegen. De rechtbank zal de overige proceskosten op de voet van het gebruikelijke liquidatietarief begroten. De door de vrouw terug te betalen hoofdsom (alimentatie) bedraagt een bedrag van ruim € 20.000,00 zodat het bijbehorende tarief van

€ 579,00 per punt geldt. Het aantal punten becijfert de rechtbank op 3 (mondelinge zitting, enquete/contra-enquete en akte na getuigenverhoren). Dat leidt tot een bedrag aan extra proceskosten van € 1.737,00 te vermeerderen met het griffierecht van € 274,00.

Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:

3.1.bepaalt dat de man met ingang van 1 april 2013 niet meer onderhoudsplichtig is jegens de vrouw;

3.2.veroordeelt de vrouw tot terugbetaling aan de man van de door hem over de periode vanaf 1 april 2013 aan de vrouw betaalde onderhoudsbijdragen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na deze beschikking;

3.3.veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van zijn proceskosten bestaande uit een bedrag van € 3.283,90 en € 1.737,00 en het griffierecht van € 274,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over alle genoemde bedragen vanaf 14 dagen na deze beschikking;

3.4.verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;

3.5.wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, en ter openbare civiele terechtzitting van 17 november 2015 uitgesproken in tegenwoordigheid van C.L.G. Lousberg, griffier.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch:

a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.